Hoofdredacteur van De Vork Joost van Kasteren:
Mijn eerste ervaringen met grondloze teelt waren de hyacinten op de ven- sterbank die hun wortels lieten hangen in een glazen vaas met kraanwater. Later in Wageningen waren er wel medestudenten met groenere vingers dan ik die op die manier de pit van een avocado tot wasdom wisten te brengen. Het ‘echte’ werk, tomatenplanten die op substraat werden geteeld, zag ik begin jaren tachtig toen ik voor een van mijn eerste reportages voor NRC-Handelsblad op bezoek ging bij tomatenteler Jo Bos uit Bergschenhoek. Het was eind december en de kas was net gereedgemaakt voor de komst van een nieuwe jaargang tomatenplanten. Het leek wel een operatiekamer. Wit plastic op de betonnen vloer waarop rijen, eveneens in wit plastic verpakte broodjes steenwol, met elkaar verbonden via zwarte slangetjes waarin gietwater met daarin opgelost afgepaste hoeveel- heden voedingsstoffen, zouden worden aangevoerd.
Dertig jaar geleden figureerde de Nederlandse glastuinbouw als prominent innovatiecluster in het boek van de Amerikaanse hoogleraar bedrijfskunde Michael E. Porter, ‘The Competitive Advantage of Nations’ (1990). Daarin schetst hij hoe de wisselwerking tussen de partijen in de keten op een relatief klein oppervlak een sector tot grote hoogte op kan stuwen. Een belangrijk onderdeel daarvan is de interactie tussen onderzoek en praktijk en juist die heeft een grote bijdrage geleverd aan de opkomst van de plantenteelt zonder grond, hetzij in een inert substraat, in water (hydroponics) of in mist (aeroponics).
In het in middels vergeelde artikel uit de NRC lees ik terug hoe de medewerkers van het Proefstation in Naaldwijk uitzochten wat het optimale recept was voor elk gewas, welke teeltwijze het beste was, hoe je het gietwater moest behandelen en duizend en meer kwesties die zich in de praktijk voordeden. Achter deze frontlinie van het praktijkonderzoek bevond en bevindt zich een heel leger van onderzoekers die gedreven worden door de uitdaging om voldoende, veilig en voedzaam voedsel te produceren voor een groeiende wereldbevolking met zo min mogelijk impact op de omgeving. Een van die mensen was Bram Steiner (1921-2016). Na de Tweede Wereldoorlog werd hij gegrepen door het idee van de grondloze teelt en is, ondanks spot en tegenslagen, blijven geloven in het belang ervan voor Nederland en voor de wereld (zie ook de rubriek ‘Op de schouders’ p. 78). Daarmee stond hij aan de wieg van de transitie van de Nederlandse glastuinbouw in de jaren tachtig en indirect ook aan de huidige transitie in de richting van vertical farming.
Als erkenning voor zijn belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de grondloze teelt is in 2002 de Stichting Bram Steiner Fonds in het leven geroepen. Doel van het fonds was het bevorderen, ontwikkelen en verspreiden van kennis op het gebied van plantenvoeding en alles wat daarmee verband houdt. Tot vorig jaar werd dat doel gerealiseerd door het periodiek uitreiken van de Bram Steiner Award voor het beste wetenschappelijke artikel over plantenteelt zonder grond.
In de loop van vorig jaar heeft het bestuur besloten om de Stichting op te heffen en de resterende middelen te besteden aan een handboek bedekte hydroponics-teelt. En aan de speciale uitgave van Vork die nu voor u ligt, waarin we op journalistieke wijze de ontwikkelingen op het gebied van grondloze teelt beschrijven. We zijn het bestuur van de Stichting zeer erkentelijk dat we op deze manier kunnen bijdragen aan het verspreiden van kennis en inzichten op het gebied dat Bram Steiner zo na aan het hart lag: de plantenteelt zonder grond.