Het lijkt onvermijdelijk dat de mondiale vleesconsumptie de komende decennia stijgt, met name door de groeiende wereldbevolking en de toenemende welvaart. Intensivering en een beweging van koe naar kip moet onze vleesproductie duurzamer maken. Dat adviseert het Breakthrough Institute, de denktank achter het ecomodernistische gedachtengoed, in een serie onderzoeksartikelen op zijn site.
Van alle eetgewoonten is vlees eten het meest controversieel vanwege de impact op het milieu. Het gebruikt veel land, er komen grote hoeveelheden CO2 en methaan bij vrij, en er zijn problemen met mest. Desondanks laten mensen zich niet makkelijk overtuigen om vlees links te laten liggen: het percentage vegetariërs in Nederland is nog steeds maar zo’n 5 procent. Inzetten op gedragsverandering lijkt daarom een heilloze weg. Beter is het om de productie te verduurzamen.
Dat is echter een complex proces. Wat werkt op de ene plek, werkt elders niet. En wat voor kippen geldt, geldt soms niet voor varkens. Niettemin lijkt het erop dat intensivering van vleesproductie de beste manier is om de impact op het milieu te verminderen. Intensivering vermindert landverbruik én de uitstoot van broeikasgassen, al geldt niet bij varkens. Met goede regelgeving gaat intensivering bovendien niet ten koste van het welzijn van dieren. In veel ontwikkelingslanden vindt nu de transitie plaats van volledig extensieve veeteelt naar een intensievere variant. Door dat in goede banen te leiden, kan de impact van de stijgende vleesconsumptie worden ingedamd.
Landbouwwetenschappers Jesse Ausubel en Iddo Warwick nemen in de artikelenserie de Amerikaanse veeteelt als voorbeeld hoezeer er met minder steeds meer vlees kan worden geproduceerd. Zij berekenden dat er minder land nodig is om de 319 miljoen Amerikanen van vandaag hun vlees te laten eten dan de 202 miljoen Amerikanen in 1969. Dat is ondanks het feit dat Amerikanen nu 24 miljoen ton vlees eten, terwijl dat destijds nog maar 15 was.
Maria Swain, onderzoeker bij het Breakthrough Institute, haalt daarnaast de Deense veeteelt aan. Ondanks een gestegen productie slaagden de Denen erin om de milieu-impact te verminderen. Zo wist het de stikstofdepositie met 50 procent te verlagen ten opzichte van 1979. De Nederlandse veeteelt haalde overigens vergelijkbare verbeteringen, door middel van regels, subsidies en innovatie, zo blijkt uit cijfers van het Compendium voor de Leefomgeving.
Om vleesconsumptie duurzamer te maken is het bovendien nodig om meer kip en minder koe te eten. Op zo goed als alle vlakken scoort een biefstukje het slechtst als het gaat om de impact op het milieu. Zo kost 1 kilo koeienvlees 6 kilo voer, varkensvlees kost 4 kilo voer en kip maar 2. Koeien hebben bovendien 3 tot 5 keer meer ruimte nodig dan kippen, niet alleen om ze te laten grazen, maar ook om hun voedsel te produceren.
Het Breakthrough Institute vertrouwt erop dat echt duurzaam vlees uiteindelijk uit het laboratorium komt. In 2013 presenteerde de Nederlandse hoogleraar Mark Post zijn kweekhamburger, waarvan sindsdien de prijs al decimeerde. Onlangs werd bovendien het eerste stukje kip verorberd, waarvoor geen dier is gedood. Maar het zal nog wel even duren voordat labvlees echt wordt geaccepteerd.