We zien de mens steeds vaker als een roofdier dat zich verspreidt en verzadigt ten koste van alles. We spreken allang niet meer van bevolkingsgroei maar van ‘overbevolking’. Maar we zijn meer dan rovers en vernietigers, schrijft Ralf Bodelier. Mensen zijn ook ontwerpers, bouwers en beschermers.
Uit: de Volkskrant, 3 april 2021
Jonathan kiest voor de Partij voor de Dieren. Bij Nieuwsuur mag hij vragen stellen aan lijsttrekker Esther Ouwehand. Jonathan vraagt zich af waarom de PvdD zo weinig doet aan geboortebeperking. Jonathan is veganist, probeert zijn ecologische voetafdruk te minimaliseren en is principieel kinderloos. ‘Want beter dan een kleine ecologische voetafdruk is helemaal geen voetafdruk’, zegt Jonathan. Hij vraagt zich af waarom zijn partij zowel voor kinderbijslag is als voor het subsidiëren van kinderopvang.
Jonathan is allang de enige niet meer die zo denkt. Er groeit een vorm van antihumanisme waarin we alsmaar naargeestiger oordelen over ons eigen, menselijke bestaan. De mens is een roofdier dat zich verspreidt en verzadigt ten koste van alles. Wij zorgen voor een klimaatcrisis. Wij verwoesten de biodiversiteit. Wij zorgen voor smeltende ijskappen. Wij putten onze bodemschatten uit. Kortom: wij zijn vernietigers van de aarde. ‘De aarde heeft kanker en die kanker is de mens’, schreef de Club van Rome in 1974. ‘De ware vijand, dat is de mensheid zelf.’
In Nederland hoor je dit geluid bij biologen als Midas Dekkers en Jelle Reumer. ‘We moeten dringend iets doen aan de overbevolking’, zegt Dekkers in een recent interview met het Vlaamse Knack. ‘Er zijn gewoon veel te veel mensen op aarde. Boeren mogen almaar minder koeien houden, omdat te veel stikstof uitgescheten wordt. Maar mensen mogen zo veel kinderen krijgen als ze willen.’ Volgens Dekkers is elke nieuwgeboren baby ‘een nagel aan de doodskist van de wereld.’ ‘Het zou een schande moeten zijn dat je een kind krijgt.’
Reumer publiceerde vorig jaar het essay ‘Teveel’. Hij beschrijft het aardoppervlak als ziek en aangetast. Wat ooit ongerepte natuur was, is inmiddels verminkt door alles wat de mens heeft voortgebracht. Volgens Reumer zijn wij, mensen, een ‘invasieve exoot’ die de aarde al net zoveel schade toebrengt als de meteoriet die 66 miljoen jaar geleden de dinosaurus uitroeide.
Beroemde biologen als David Attenborough en Jane Goodall denken er niet anders over. Attenborough noemt de mens ‘een plaag op aarde’. En op het World Economic Forum in Davos beklemtoonde Jane Goodall dat ‘al die milieuproblemen waar we nu over spreken’ er niet geweest zouden zijn ‘als de mensheid nog de omvang zou hebben van 500 jaar geleden’. Dat was dus aanvang 16e eeuw, in een tijd toen we nog met zo’n 450 miljoen mensen waren. Met 7,3 miljard minder mensen dan vandaag.
Sakhalinwolf
Vanzelfsprekend maken Dekkers en Reumer, Goodall en Attenborough een belangrijk punt. Met veel minder mensen had de aarde er inderdaad heel anders uitgezien. Van een door mensen veroorzaakte klimaatverandering was in de vroege 16e eeuw immers nog geen sprake. Vandaag constateert het IPCC, het Klimaatpanel van de Verenigde Naties, niet alleen dat de temperatuur op blijft lopen, maar ook dat her en der hittegolven en extreme regenval zijn toegenomen. In de nabije toekomst kunnen ook droogte en tornado’s vaker opdoemen. Wanneer de temperatuur deze eeuw tegen de drie graden stijgt, stelt de klimaatverandering ons voor forse problemen.
Ook populaties wilde dieren waren in die 16e eeuw heel wat groter. Volgens het IUCN, de organisatie die bijhoudt hoe soorten er wereldwijd voorstaan, verdwenen de afgelopen 500 jaar ten minste 900 soorten. Dat zijn bijna twee soorten per jaar. Al zijn het er waarschijnlijk heel wat meer, omdat van de miljoenen soorten op aarde er nog maar 130 duizend door het IUCN beschreven zijn. En daarvan, zegt het IUCN, staan er maar liefst 40 duizend onder druk.
Klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit zijn door mensen veroorzaakte problemen. Reden waarom we jaarlijks en wereldwijd nu zo’n 130 miljard euro uitgeven aan subsidies voor hernieuwbare energie. En waarom we er ook een aardige cent over hebben om de orang-oetan en de panda voor uitsterven te behoeden. Vijfhonderd jaar geleden haalde niemand het nog in zijn hoofd om de ‘Sakhalinwolf’ of de ‘Atlasbeer’ te beschermen.
Ook de 16e eeuw kende zijn milieuproblemen. Zowel Thomas More als Michel de Montaigne schrijven in die tijd over de onvoorstelbare wreedheid tegen dieren, waarvan toen nog werd gedacht dat ze geen pijn voelden en niet konden lijden. In Nederland gingen massaal bossen tegen de vlakte: voor de bouw van huizen en schepen, maar vooral om te verstoken. In Engeland verbrandden huishoudens volop kolen. Boven Londen hing een permanente deken van rook. Roet daalde overal en doorlopend neer. De Londenaren spuwden zwart.
In die vroege 16e eeuw kwam de menselijke levensverwachting niet verder dan 35 jaar. Moeder- en kindersterfte waren torenhoog. Dysenterie, malaria, difterie, tyfus, pokken en lepra tierden welig. Bendes trokken door het land. Elk dorp had zijn eigen galgenveld. Overal in Europa woedden verwoestende oorlogen, van de Deens-Zweedse oorlog aan het begin van de 16e eeuw tot de Spaans-Engelse Oorlog aan het einde ervan.
Vierhonderd jaar later was alles anders. De wereldbevolking begon fors te groeien, van 1,9 miljard mensen in 1921 naar 7,8 miljard in 2021. Deze groei ging gepaard met een onvoorstelbare vooruitgang. Nooit eerder wisten we zoveel grote problemen terug te dringen dan in de honderd jaar die nu achter ons liggen.
Wereldwijd stierven in 1921 nog meer dan drie op de tien kinderen voor hun vijfde jaar, in 2021 zijn het er vier op de honderd. Wereldwijd leefde in 1921 nog zeven op de tien mensen in extreme armoede, nu zijn dat er, wereldwijd, minder dan een op de tien. In de afgelopen honderd jaar drongen we het aantal oorlogsdoden terug van twintig op de honderdduizend tot minder dan één op de honderdduizend.
Een van onze meest fascinerende én minst bekende prestaties is dat we erin slaagden het aantal klimaatdoden af te laten nemen. In de jaren ’20 van de vorige eeuw stierven jaarlijks rond de 500 duizend mensen aan stormen, droogte, overstromingen en hittegolven. Het afgelopen decennium waren het er minder dan 20 duizend per jaar. Verrekend met de bijna zes miljard mensen die er sindsdien bijkwamen, is dat een daling van 98 procent. En dat alles gebeurde dus ondanks de klimaatverandering, ondanks het verlies aan biodiversiteit en ondanks de immense bevolkingstoename. Wanneer het al niet gebeurde dankzij deze toename.
Want zouden we die enorme toename aan kwaliteit ergens aan toe moeten wijzen, dan is het ons probleemoplossend vermogen. We zijn heel wat meer dan enkel rovers en vernietigers. We zijn ook ontwerpers, bouwers en beschermers. Elke mond die geboren wordt, komt ter wereld met handen die werken en hersens die denken.
Ik pleit dan ook voor een nieuw en breder begrip van de mens. Een beeld waarin ook onze creativiteit, intelligentie, welwillendheid en vermogen tot samenwerken een plaats heeft. Een perspectief dat ons hoop biedt op een gezonde en welvarende toekomst. Dat niet terug wil naar een somber verleden. Dat ons stimuleert om te werken aan een goed leven voor ons, onze kinderen en kleinkinderen, wereldwijd, in een schoon milieu en een biodiverse natuur.
Mens als oplossing
Anders dan welke diersoort ook, wist de mens de aarde oneindig te verrijken. Aan de miljoenen biologische soorten, voegde hij miljoenen culturele soorten toe. Wij bouwden kanalen en kathedralen, het internet en Inter Milan. We schreven poëzie en formuleerden natuurwetten. We tuigden landschappen van zand, bos en moeras op met bruggen, speeltuinen en steden.
Het licht van de zon, maan en sterren vulden we aan met kaarslicht, straatverlichting en lasershows. Het geluid van de zee, de wind en kwetterende vogels complementeerden we met symfonieën van Mozart, kwasa kwasa uit Kinshasa en rap van Kendrick Lamar. Door onze overweldigende creativiteit maakten wij de wereld oneindig divers en interessant. Tegenover biologen en ecologen die onze aanwezigheid op aarde louter zien als verlies, benadruk ik de winst.
Zonder de mens had de planeet er nog bijgelegen als halverwege de zesde scheppingsdag: mét het uitspansel, de aarde en de zee, de vogels, vissen en de wilde dieren; maar zónder het schepsel dat in staat is al dit moois te bewonderen. Voor zover we nu weten, is de mens het enige dier dat zich over de wereld, inclusief de natuur, een oordeel kan vormen. De mens is ook het enige levende wezen dat op grond van ideeën, overleg en morele overwegingen in staat is de wereld naar zijn hand te zetten. Door het scheppen van kunst, het voeren van politiek en ja, door het exploiteren van de natuur.
Terwijl door toedoen van de mens de natuurlijke diversiteit afnam, nam onze culturele diversiteit toe. En hoe jammer het ook is dat we de Dodo, de Japanse Zeeleeuw en de Macquarie Kakariki lieten verdwijnen, we brachten er de Barnevelder kriel, de Aziatische keeshond en het Limousin rund voor terug.
Bovendien beschikken we in toenemende mate over de mogelijkheden om de door ons veroorzaakte problemen weer op te lossen. Dat is al duidelijk zichtbaar in het rijkste en meest ontwikkelde deel van de wereld. Onze bossen groeien weer. De lucht die we nu ademen, is waarschijnlijk schoner dan die voor de Industriële Revolutie. In de grote rivieren zwemt weer volop vis. In Nederland keerden de zeearend, wolf en wilde kat terug.
Dankzij moderne technologie, van druppelirrigatie tot gentech, wordt wereldwijd meer voedsel verbouwd op alsmaar minder landbouwgrond. Niet alleen stijgt daardoor de wereldwijde voedselproductie en daalt de honger. We spelen ook meer ruimte vrij voor de natuur. Was in 1990 nog zeven procent van het aardoppervlak beschermde natuur, volgens Our World in Data is dat nu al vijftien procent.
Waarom zouden we er ook niet in slagen de klimaatverandering te neutraliseren? Om de biodiversiteit weer op te krikken en onze veestapels fors te reduceren door de introductie van kweekvlees? Waarom zou het ons niet lukken om het basisloon in te voeren? Om wereldwijd de armsten aan pensioenen te helpen? Om honger verder terug te dringen en om fatsoenlijk om te gaan met migranten? We zijn niet gedoemd. De toekomst is wat we ervan maken.
Bevolkingsgroei
Zelfs de onstuimige groei van de wereldbevolking vlakt inmiddels af. Wereldwijd baarden vrouwen in 1920 gemiddeld 5,2 kinderen, in 2020 waren het er 2,4. Naar alle waarschijnlijkheid daalt dat aantal rond 2070 tot nabij de 2, waarna de wereldbevolking weer begint te krimpen. Ook in Afrika zet nu de daling in. Die vooruitgang boeken we niet met genocides, afgedwongen sterilisaties en abortussen. Dat lukt door een stevige economische groei en gewone medemenselijkheid. Door armoede te bestrijden, meisjes naar school te laten gaan en vrouwen over hun eigen lichaam te laten beschikken.
Zoals in elke tijd, zijn ook de problemen van onze tijd groot en uitdagend. Ons vermogen om ze op te lossen is dat echter ook. In plaats van fatalistisch te dromen over het terugsnoeien van de wereldbevolking, wordt het tijd om te beseffen wat we met zijn allen hebben bereikt. Om weer overeind te komen en te werken aan concrete oplossingen van concrete problemen.
Onze problemen lossen we niet op door de mens doorlopend tot probleem te maken. We zetten pas weer stappen vooruit, wanneer we hem opnieuw zien als oplossing. En door mensen die arm, machteloos en laag opgeleid zijn te hulp te schieten. Door ook hen in staat stellen een bijdrage te leveren aan een betere wereld.
Ralf Bodelier studeerde geschiedenis en theologie en promoveerde als filosoof. Met zijn organisatie World in Progress organiseert hij Abdijsessies: inspireren met vooruitgang. Zijn meest recente boek is Kosmopolieten: Grote filosofen over een betere wereld voor iedereen.
Beeld: Ross Sneddon/Unsplash