Concentreer de Nederlandse hoogproductieve landbouwgebieden, zodat ruimte vrijkomt voor natuur en andere functies zoals woningbouw. Een diverse groep hoogleraren, oud-ministers en andere experts, pleit voor een krachtige ruimtelijke visie in het kader van de Nationale Omgevingsvisie. Hieronder volgt de brief, onder meer ondertekend door Hidde Boersma en Joost van Kasteren van Stichting Ecomodernisme.
Het kabinet wil de regie voor de nationale ruimtelijke ordening weer ter hand wil nemen, zo schreef de minister van BZK eind april in een uitgebreide brief over de Nationale Omgevingsvisie aan de Tweede Kamer. De woningbouwopgave, stikstofproblematiek, energietransitie, klimaataanpassing en de “verdozing” van het landschap maken scherpe keuzes onontkoombaar.
Voor het landelijk gebied zijn die keuzes wat ons betreft niet scherp genoeg en te vrijblijvend. Wij willen voorkomen het landschap verder verrommelt en versnippert. Wij willen ruimte bieden aan diverse vormen van landbouw, aan natuur, landschap en biodiversiteit en aan wonen, bedrijvigheid en bereikbaarheid.
Meer biodiversiteit
De sleutel voor verantwoord ruimtelijk beleid ligt in het landelijk gebied. Op dit moment wordt ruim de helft van het Nederlandse landoppervlak, circa twee miljoen hectare, gebruikt voor akkerbouw en veeteelt. In principe heeft Nederland ruwweg genoeg aan de helft van dit areaal om even veel te produceren als nu. Voorwaarde is dat de agrarische productie plaatsvindt op de meest vruchtbare gronden en daar de ruimte krijgt. Dat moet wel met inzet van moderne technologie en gebaseerd op ecologische inzichten (best ecological means).
Concentratie van hoogproductieve, grondgebonden landbouw op de meest vruchtbare gronden gaat gepaard met een drastische vermindering van de milieubelasting. Bovendien schept het ruimte voor meer biodiversiteit in grotere, robuuste natuurgebieden, die onderling verbonden zijn. Daarmee verbetert niet alleen de biodiversiteit en de stikstofsituatie, ook de landschappelijke kwaliteit gaat erop vooruit.
Een deel van het vrijkomende areaal kan worden aangewezen als overgangs- of bufferzone tussen natuurgebieden en de gebieden met hoogproductieve landbouw. In deze overgangszones is ruimte voor laagproductieve “brede” landbouw in combinatie met andere functies, zoals zorg, recreatie en agrarisch natuurbeheer voor behoud en herstel van cultuurlandschappen, inclusief cultuurvolgers als patrijs en grutto.
Ook kan zo ruimte beschikbaar komen voor woningbouw – voor zover binnenstedelijke plancapaciteit tekort schiet – voor bereikbaarheid en andere voorzieningen, zoals voor grootschalige opwekking van duurzame energie.
Mooi, leefbaar en economisch vitaal
De aanpak van zo’n nationale strategie voor het landelijk gebied vergt een lange adem en zal waarschijnlijk een generatie (dertig jaar) in beslag nemen. De uitvoering zal zich gefaseerd, stap voor stap, voltrekken. Naast omgevingsrechtelijke kaderstelling, aankoop, aanpassingen in de bedrijfsvoering en financiële ondersteuningsmaatregelen, zal vrijwillige herverkaveling daarin een voorname rol spelen.
Als we Nederland ook in de komende decennia mooi, leefbaar en economisch vitaal willen houden, moeten we nu beginnen met het ontwikkelen van een scherpe ruimtelijke visie, die recht doet aan de grote uitdagingen waar we voor staan. Nu is daarvoor het moment en de later dit jaar door het parlement vast te stellen Nationale Omgevingsvisie het passende kader.
Alle auteurs van dit artikel:
- Martha Bakker, hoogleraar Landschapsarchitectuur en Ruimtelijke Planning Wageningen UR
- Hidde Boersma, Stichting Ecomodernisme
- Bernard ter Haar, Denktank DenkWerk
- Michiel Hennink, Denktank DenkWerk
- Joost van Kasteren, Stichting Ecomodernisme, hoofdredacteur Vork
- Rudy Rabbinge, universiteitshoogleraar WUR Duurzame Ontwikkeling (em.)
- Cees Veerman, voormalig minister van LNV
- Pieter Winsemius, voormalig minister van VROM
- Friso de Zeeuw, hoogleraar Gebiedsontwikkeling TU Delft (em.)