Door Rudy Rabbinge. Oorspronkelijke publicatie in Tijdschrift Milieu, juli 2023.
In de zeventiger jaren van de vorige eeuw was er grote politieke steun voor atoomenergie voor vrede. In Nederland bestonden grote plannen om snel over te schakelen naar kernenergie en dezelfde koers te varen als de Fransen. Het Verbond van Wetenschappelijke Onderzoekers plaatste daar echter kanttekeningen bij die op een conferentie in de Oudemanhuispoort werden bediscussieerd. Wim Turkenburg, auteur van een recent artikel over kernenergie in Tijdschrift Milieu was naast mij een van de organisatoren. De conferentie besloot met een genuanceerd beeld: geen afwijzing van kernenergie, maar wel enige bezinning. Die bezinning vond in de decennia daarna plaats. Een kleine groep kritische wetenschappers, waaronder Turkenburg, was echter wars van de nuance en bleef onverkort tegenstander van kernenergie. Keer op keer voerden zij dezelfde bezwaren op rond proliferatie, straling, afval en de gevolgen van ongevallen. In de laatste vijf decennia is kernenergie uitgebreid toegepast, onder andere in Frankrijk en China. Tegelijkertijd is er met succes gewerkt aan het terugdringen van de risico’s. Mede door de klimaatproblematiek, die voor een deel wordt veroorzaakt door de benutting van fossiele energie, is weer hernieuwde belangstelling ontstaan voor CO2-arme kernenergie.
Terugdringen van risico’s
Het boek van Marco Visscher met de titel Waarom we niet bang hoeven te zijn voor kernenergie – De emoties en de feiten is een prachtige bijdrage aan deze hernieuwde discussie. Visscher laat zien dat er voortvarend en met succes is gewerkt aan het terugdringen van de risico’s. Overtuigend toont hij aan dat de mogelijke bezwaren die 50 jaar geleden golden inmiddels aanzienlijk zijn verminderd. Turkenburg’s bespreking van het boek is echter een herleving van de discussie uit de zeventiger jaren en zijn argumenten zijn nog altijd hetzelfde. Turkenburg noemt het ‘een fout boek’ en hij beschuldigt de auteur van selectief omgaan met de wetenschap, het eenzijdig en tendentieus handelen en het achterwege laten van de context. Volgens Turkenburg had dit boek niet mogen verschijnen en hij kondigt aan dat hij ‘een paar van de vele fouten en misvattingen gaat fileren’ om dit oordeel te illustreren.
Discussie over drempel
Opvallend genoeg behandelt Turkenburg echter slechts één onderwerp: stralingsrisico. Hij gaat niet in op Visschers bevindingen over het veilig opslaan van radioactief afval en de veelal overschatte gevolgen van rampen, proliferatie en terroristische daden. De kritiek van Turkenburg richt zich volledig op de discussie over de zogenaamde Linear no Threshold (LNT)-hypothese. Deze hypothese stelt dat iedere stralingsdosis, hoe klein ook, schadelijk is en de kans op kanker verhoogt. Visscher beschrijft hoe deze hypothese in de plaats kwam van de aanvankelijk breed gedragen opvatting dat er een drempelwaarde is voor veilige stralingsbelasting: pas boven deze drempelwaarde is er een risico. In een onthullend hoofdstuk schetst Visscher hoe deze verandering van uitgangspunt tot stand kwam, en hoe LNT vervolgens door tegenstanders gebruikt ging worden om angst te zaaien over zelfs de meest onbeduidende blootstelling aan straling.
Wat is onbeduidend? Volgens UNSCEAR ontvangt de mens gedurende een 80-jarig leven ergens tussen de 80 en 1600 mSv aan straling van natuurlijke oorsprong (1 à 20 mSv/jaar). Zelfs als een blootstelling van minder dan 50 of 100 mSv strikt schadelijk voor de gezondheid zou zijn – dus zonder enig compenserend gunstig bijeffect, zoals LNT-aanhangers aannemen – dan nog dienen we te beseffen dat zo’n dosis kleiner is dan wat ieder levend wezen sowieso krijgt uit natuurlijke stralingsbronnen. Vandaar dat medische stralingsexperts niet bang zijn voor een beetje straling en dus manen tot kalmte over de radioactiviteit in Fukushima. Turkenburg is daar echter niet in geïnteresseerd en poneert de LNT als de waarheid, zonder nuance of context, en vooral zonder bespreking van de – veel grotere – natuurlijke stralingsdoses waaraan alles wat op aarde leeft permanent wordt blootgesteld. Deze ‘waarheid’ over LNT is voor Turkenburg voldoende om te concluderen dat het een ‘fout boek’ is met ‘vele fouten’ en dat het opmerkelijk is dat vooraanstaande meelezers dat niet hebben onderkend. Een buitengewoon negatief oordeel, dat hij niet onderbouwt met feiten en grondige analyses – wat we van een wetenschapper toch wel mogen verwachten.