Bij de energietransitie kunnen we niet overal tegen zijn. Maar, schrijft Marco Visscher, kunnen we dan ten minste vóór het recht van de lokale bevolking zijn om te bepalen hoe er in hun gebied invulling aan wordt gegeven?
Door: Marco Visscher
Op: www.volkskrant.nl
Het afgelopen jaar was ik geregeld in de Veenkoloniën. Maar ik was niet terug op mijn Drentse geboortegrond om te genieten van de weidsheid van het unieke landschap; ik schreef over het windmolenpark dat er wordt gebouwd. Daar was jarenlang veel verzet tegen: van bezwaarschriften via bedreigingen naar vernielingen. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding waarschuwde voor radicalisering onder de noorderlingen. Op 30 januari houdt de rechtbank in Assen een regiezitting in de geruchtmakende zaak rondom de ‘windmolenterreur’.
Over een jaar staan er 45 windmolens, opgesteld in zes rijen. Een lintdorp als Gasselternijveenschemond zit straks ingeklemd tussen de windmolens: zes aan de ene, zeven aan de andere kant. Het zijn geen kleintjes. De ashoogte, op 145 meter, ligt hoger dan de Rembrandttoren, de grootste wolkenkrabber van Amsterdam. Gaan we uit van de ’tiphoogte’, waar het topje van de wieken reikt, dan gaat het om 210 meter – en dat in een gebied zonder hoogbouw.
Veruit de meesten die ik sprak, vinden dat we iets aan de klimaatverandering moeten doen. Ze hebben niets tegen windenergie, zeggen ze, maar willen niet tussen de windmolens wonen. Een onderzoeksbureau ondervroeg duizenden Veenkolonialen. Bijna 80 procent was ’tegen’ of ‘sterk tegen’. Op zijn kantoor in Nieuw-Buinen zei Jan Nieboer, de markante activist die nog altijd verdachte is: ‘De mensen hier accepteren de windmolens niet. Ze blazen ze nog liever de lucht in.’
Tijdens mijn bezoeken dacht ik geregeld aan andere plekken waar ik als journalist was geweest. Aan Tirupur bijvoorbeeld, een uit de kluiten gewassen stad in India die was overspoeld door textielfabrieken en naaiateliers voor de productie van goedkope T-shirts. Of aan Ecuador, waar vanuit vliegtuigjes bestrijdingsmiddelen werden gesproeid op de uitgestrekte bananenplantages, terwijl de kinderen van de dagloners er aan het spelen waren en de was hing te drogen; de spetters bleven achter op mijn schrijfblokje.
Waarom moest ik nu uitgerekend hier, in dit oer-Hollandse landschap met akkers vol aardappelen en suikerbieten, terugdenken aan die exotische reizen? Omdat het me langzaam begon te dagen dat het in Noord-Drenthe eveneens een reportage betrof over hoe de lokale bevolking onder de voet is gelopen in een strijd met grote politieke en economische belangen.