Ons boek maakt veel reacties los. Ecomodernisme: Het nieuwe denken over groen en groei heeft rondom de lancering kunnen rekenen op veel media-aandacht. Er waren voorpublicaties (waaronder in Trouw, Vrij Nederland en Knack), radio-interviews (Vroege Vogels, BNR, Quote Radio) en vooral ook besprekingen: in papieren uitgaven als Elsevier, De Groene Amsterdammer, New Scientist en De Ingenieur, en op blogs als hetkanWel, Liberales en Ravage. Nog voor de boekpresentatie in Pakhuis de Zwijger meldde de uitgever een tweede druk klaar te maken.
Daar zijn we dankbaar voor. Wij zien de interesse als een bevestiging van een groeiende behoefte aan een scherper debat over de weg naar een schoon milieu, stabiel klimaat, grotere biodiversiteit en minder armoede. Wij zien het ook als een teken dat het ecomodernisme een relevante stroming is, die een verrassende kijk meebrengt die serieus moet worden genomen.
De diversiteit onder de zeven auteurs – in alles van achtergrond, stijl en politieke voorkeur – bleef bij de meeste lezers niet onopgemerkt. Voor de een was het aanleiding te wijzen op onderlinge verdeeldheid en een gebrek aan samenhang; voor de ander was het bemoedigend en een verademing om te zien hoe zo’n uiteenlopend gezelschap elkaar heeft gevonden en overeenstemming weet te bereiken.
Bij de boekpresentatie, tijdens het overhandigen van de eerste exemplaren, zeiden we: “Meningen moet je stevig verwoorden, maar losjes aanhangen.” Die gedachte, overgenomen van ecomodernist Stewart Brand, was niet alleen een evidente oproep aan de traditionele milieubeweging om achterhaalde, irrationele stellingen te herzien. We zien in dat motto ook uitdrukkelijk een opdracht aan onszelf.
Of je nu een “traditionele milieuactivist” bent of een ecomodernist: bewijs moet je voortdurend wegen, technische ontwikkelingen moet je blijven volgen, argumenten blijven beoordelen, prioriteiten blijven stellen. Soms maak je fouten. Conclusies die je trekt, kunnen botsen met eerdere conclusies. Je mening kan botsen op meningen die je eerder nog zo stellig had verwoord. Dat geeft niet, vinden wij. Fouten kun je corrigeren, nieuw onderzoek kan leiden tot nieuwe conclusies. Wie meningen losjes aanhangt, kan er ook gemakkelijk vanaf stappen.
Vanuit de vele reacties zijn er twee zaken waarop we graag willen reageren. Ze haken beide aan bij onze hoofdstukken over energie. In recensies kreeg dat thema veruit de meeste aandacht. Een aantal kritische reacties overtuigden ons er van dat we op dit terrein nu al wat zaken willen verduidelijken en bijstellen.
Over de opslag van duurzame energie
Het hoofdstuk waarin we de energie uit zon en wind bespreken, zou teveel zijn gekleurd. We zouden deze energievormen louter omschrijven als inefficiënt, kostbaar, materiaalverspillend en ruimteverkwistend. Vervolgens zouden we te weinig erkennen dat door zon en wind de uitstoot van CO2 flink gereduceerd kan worden. Bovendien zouden we de spectaculaire prijsdalingen hebben genegeerd waarmee we onze lezers een te hoog kostenplaatje voorschotelden. En we zouden de vooruitgang in de opslagcapaciteit van de batterijen hebben genegeerd.
Om met dat laatste beginnen. We besteden inderdaad vrij weinig aandacht aan de vorderingen die worden gemaakt in de opslag van door zon en wind opgewekte elektriciteit. De reden daarvoor is dat deze vorderingen veelal beperkt blijven tot dromen en beloftes. De pleitbezorgers van energieopslag hebben hetzelfde probleem als de pleitbezorgers van kernfusie: het gaat over technologieën die volgens ons huidige technische kunnen nog niet bestaan. Zowel naar energieopslag als naar kernfusie loopt interessant en beloftevol onderzoek, maar de resultaten kunnen we op dit moment niet echt kennen. We vinden het daarom beter om het energiethema zoveel mogelijk te bekijken vanuit de huidige stand van zaken en vanuit bestaande technologieën.
Dat alles neemt overigens niet weg dat we ook in ons boek benadrukken dat zon en wind een belangrijk onderdeel zullen zijn van de mix aan bronnen die de komende decennia energie zullen leveren. Bovendien bepleiten we “substantiële investeringen” in de doorontwikkeling van zonne- en windenergie, inclusief de opslag van deze energie. Elke doorbraak die op dit terrein wordt bereikt, juichen we toe.
Uiteindelijk stellen wij ons een ontkolingsscenario voor voor bijvoorbeeld elektriciteit, zoals energie-expert Jesse Jenkins in maart van dit jaar berekende in een rapport van het Energy Innovation Reform Project, met daarin ruimte voor minstens 20 procent kernenergie. Ook ziet hij een rol voor CO2-afvang en -opslag. Met een diverse mix is de transitie aanzienlijk goedkoper en makkelijker te bereiken. Deze mix zal er uiteraard niet overal hetzelfde uitzien.
Het blijft hoe dan ook een moeilijke opgave, zo beschrijft Jenkins, een voormalig medewerker van The Breakthrough Institute, de toonaangevende ecomodernistische denktank. Een belangrijk probleem blijft het feit dat de opslagtechnologie op dÃt moment nog niet voldoende ontwikkeld is om zon en wind te laten uitgroeien tot de dominante vorm van energie. Niet alleen is de technologie nog niet concurrerend genoeg om het op te nemen tegen energie uit fossiele brandstoffen, ook is het nog niet duidelijk of de productie, installatie en ontmanteling van zonnepanelen, windmolens en opslagsystemen niet meer energie kosten dan ze opleveren.
Over de uitdagingen van kernenergie
Van alle zestien hoofdstukken in het boek is het hoofdstuk “Vrees niet voor kernenergie” veruit het meest besproken. Het is een controversieel standpunt gebleken dat vooraf in de Volkskrant al uitgebreid aandacht kreeg.
In het boek beschrijven we dat er een belangrijke rol voor kerncentrales is weggelegd, omdat ze geen CO2-uitstoot leveren en, in tegenstelling tot energie uit zon en wind, 24/7 leveren. Het is een conclusie waar we volledig achter blijven staan. Dat doen we met steun van het Internationaal Energie Agentschap (IEA), de belangrijkste autoriteit op het terrein van energie. Het IEA stelt dat de bloei van duurzame energie uit zon en wind, alleen plaats kan vinden, wanneer ook kernenergie een belangrijke rol zal spelen in de “energiemix” van de komende decennia.
De belangrijkste kritiek is dat onze “liefde voor kernenergie”ons zou verblinden voor reële uitdagingen, bijvoorbeeld over veiligheid, kosten en implementatie. Toch beseffen ook wij dat er nog altijd evidente problemen zijn met kernenergie – en die willen we graag nader onderzoeken en, als het kan, explicieter verwoorden in een nieuwe uitgave van het boek.
Een belangrijk struikelblok vormen de kosten. Kernenergie is te duur. Dat wordt bijvoorbeeld onderkend door Michael Shellenberger, de oprichter van de ecomodernistische denktank The Breakthrough Institute die vorig jaar een milieugroep opzette waarmee hij actievoert om kernenergie onderdeel te laten zijn van de milieuagenda. Volgens hem is een belangrijke oorzaak van de hoge kosten het gebrek aan standaardisatie, waardoor er bij de bouw en het onderhoud van elke reactor weer onbekende, dure problemen tevoorschijn komen.
Voor oplossingen kijkt Shellenberger naar Zuid-Korea, dat er wel in slaagt op meerdere vergelijkbare reactoren efficiënt te bouwen. Hij wijst daarnaast naar de buitenproportioneel hoge veiligheidseisen die de bouw van reactoren met zich meebrengen, die in geen verhouding staan tot de daadwerkelijk risico’s. Shellenberger mag dan fervent voorstander zijn van kernenergie, ook hij zegt dat als de nucleaire industrie zich niet weet aan te passen, de sector zal imploderen.
Daarnaast blijft het belangrijk om het verschil te onderkennen tussen het bouwen van nieuwe reactoren, en het in stand houden van de huidige vloot. Het uitschakelen van goedwerkende reactoren, zoals in Duitsland in het kader van de Energiewende gebeurde, is onverstandig: Duitsland heeft hierdoor een hogere CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking dan Frankrijk, dat zijn kernreactoren wél laat draaien. Een recent artikel van de Carnegie Mellon University in Pittsburg laat zien dat het draaiende houden van de reactoren ook in de Verenigde Staten een kosteneffectieve manier is om de uitstoot van broeikasgassen te beperken.
Tot slot…
Op deze website willen we graag geregeld melding maken van nieuwe ontwikkelingen en studies, en ook van kritiek op onze ideeën. We blijven graag in gesprek!