Kernenergie aan de klimaattafels

Kernenergie aan de klimaattafels

In een opiniestuk in De Volkskrant stellen Olguita Oudendijk (voorzitter Stichting Ecomodernisme) en Joost van Kasteren (wetenschapsjournalist) dat kernenergie een plek verdient aan de klimaattafels. “Het zou toch eeuwig zonde zijn als over twaalf jaar zou blijken dat we in 2018 de verkeerde weg zijn ingeslagen, omdat minister Wiebes en klimaatcoördinator Ed Nijpels besloten hadden om de kennis over kernenergie te weren van de klimaattafels.”

De olifant aan de tafel van Wiebes is … kernenergie

Het volstaat niet in te zetten op wind, zon en biomassa om het CO2-probleem op te lossen.

Door: Olguita Oudendijk en Joost van Kasteren

Minister Eric Wiebes en klimaatcoördinator Ed Nijpels hebben bij de klimaattafels, die ze onlangs hebben opgetuigd, de kernenergiesector in zijn geheel uitgesloten. Het kabinet vestigt daarmee alle hoop op wind, zon en biomassa. De vraag is of dat verstandig is.

Want, kijk naar Duitsland, dat zet al jaren in op zon, wind en biomassa. Circa 150 miljard euro aan investeringen hebben wel de elektriciteitsprijs voor Duitse huishoudens opgedreven tot anderhalf keer het EU-gemiddelde, maar niet geleid tot vermindering van de CO2-uitstoot. Omdat het niet altijd waait en de zon niet altijd schijnt, blijft een backup noodzakelijk en blijft Duitsland dus afhankelijk van fossiele brandstoffen (bruinkool, steenkool, aardgas en olie).

De  Atomaustieg, het stilleggen van kerncentrales, verergert het probleem. Op de nieuwste Energie Transitie Index van het World Economic Forum wordt Duitsland inmiddels voorbijgestreefd door liefst elf landen, waaronder Zweden, Oostenrijk, Denemarken, Groot-Brittannië en Frankrijk.

Nederland staat hetzelfde scenario te wachten als we alleen inzetten op wind, zon en biomassa. Bovendien hebben wij ook nog te maken met ruimteproblemen. Als we al onze energie willen opwekken met wind, zon en biomassa, is een oppervlakte nodig van ruim drie keer Nederland. Dan is zelfs de Noordzee niet meer groot genoeg.

Klik hier om verder te lezen

Elektriciteit helpt Ethiopië uit de armoede

Elektriciteit helpt Ethiopië uit de armoede

Ralf Bodelier beschrijft in De Groene Amsterdammer hoe energie Ethiopiërs helpt zich te ontwikkelen.

Iedereen een wasmachine

In Ethiopië gaat op steeds meer plaatsen het licht aan. Met elektriciteit uit zon, wind en water en onvermijdelijk ook uit kernenergie bestrijdt het land de armoede en de honger.

Door: Ralf Bodelier

Onze zware terreinwagen  wurmt zich omhoog naar Sidama, een regio in de hooglanden van Ethiopië, op zes uur rijden van Addis Abeba. Sidama lijkt in niets op de bruisende hoofdstad met haar lightrail, universiteiten en wit-blauwe taxi’s. Sidama is arm. De regio is zelfs een van de armste van Afrika. Toch voltrekt zich in Sidama een kleine revolutie. De afgelopen jaren werden hier twee miljoen mensen voorzien van moderne energie. Dat gebeurde in een samenwerkingsproject van de Ethiopische overheid en zeven westerse landen, waaronder Nederland.

Het project heet EnDev, Energizing Development, en doet precies wat het zegt. Het verschaft mensen energie om daarmee ontwikkeling mogelijk te maken. In Sidama bouwde EnDev vijf waterkrachtcentrales ter grootte van een Nederlandse badkamer en voorzag een groot aantal sociale instellingen van zonnepanelen. De stroom die hier wordt opgewekt vloeit via kleine netwerken,  microgrids,  naar 430.000 mensen, 3400 kleine ondernemingen en 480 instellingen, waaronder veel gezondheidsklinieken. In de woningen is de stroom voldoende voor enkele lampen, de tv en de radio en het opladen van een telefoon. In de klinieken zoemen nu koelkasten en bloedcentrifuges. Via lokale winkeliers verkocht EnDev bovendien 300.000 draagbare lampen op zonlicht. En bij 650 lokale producenten liet de organisatie eenvoudige kookstoven bouwen. Daarin wordt een fractie van het hout verstookt dat doorgaans nodig is om thee te zetten of de grote zurige Ethiopische pannenkoeken,  injera’s,  te bakken. Meer dan 1,2 miljoen van deze kookstoven zijn inmiddels verkocht. Daardoor wordt jaarlijks niet alleen 300.000 ton hout bespaard, maar ook 300.000 ton minder CO2 uitgestoten.

Klik hier om verder te lezen.

Chinese trek naar de stad vermindert luchtvervuiling

Het is moeilijk voor te stellen, maar de trek naar de stad heeft de lucht in China de afgelopen 30 jaar goed gedaan. De steden in China staan bekend om hun smog-probleem, die jaarlijks aan 36 duizend mensen het leven kost. Maar als iedereen op het platteland was blijven wonen, was de luchtvervuiling nog erger geweest.Lees verder

Belgische kerncentrales moeten open blijven

(NB: Dit artikel verscheen eveneens hier op de website van NRC Handelsblad.)

Tienduizenden mensen zullen zondag een menselijke ketting vormen van Aken, via Maastricht en Luik, naar Tihange. Met steun van de Tweede Kamer op zak eisen ze snelle sluiting van de drie kerncentrales die daar langs de oever van de Maas staan. De vier kerncentrales bij Doel, in de haven van Antwerpen, vlakbij de Nederlandse grens, moeten volgens hen eveneens dicht. Waarom? “We zijn klaar met die gevaarlijke kerncentrales”, stelt actiegroep WISE. “Sluiten die boel!”

Het klinkt verleidelijk, een ouderwetse actie tegen kernenergie. Toch ontbreekt een goede reden. Het klimaat is juist gediend bij centrales als die in Tihange en Doel, net als ons welzijn. Gevaarlijk zijn de centrales namelijk niet – en de energie die ze leveren al helemaal niet.

De centrales, gebouwd in de jaren zeventig en tachtig, zouden verouderd zijn. Activisten wijzen op een reeks van storingen, waardoor de centrales voortdurend moeten worden stilgelegd. En inderdaad: een stroomgenerator valt wel eens uit, dan zit er weer een lek in het koelsysteem, of een stoomaflaatklep staat open, of juist dicht, als het niet moet. En wat te denken van die duizenden haarscheurtjes in de wanden van de reactorvaten? Zijn die centrales nog wel veilig?

Wanneer het om kernenergie gaat, komen beelden uit Tsjernobyl en Fukushima al snel naar boven. “Sluiten die boel!”, denk je dan. Maar is de apocalyps nabij in België? Die haarscheurtjes bleken na studie door de onafhankelijke toezichthouder FANC geen potentieel gevaar te vormen. En de storingen vallen doorgaans vrijwel allemaal in de lichtste categorie in het niet-nucleaire deel van de centrales. Het betreft volstrekt normale en ongevaarlijke vergissingen op de werkvloer, die in iedere elektriciteitscentrale voorkomen.

Hoe komt België aan stroom?

Momenteel leveren de zeven kerncentrales – die volgens de huidige regeringsplannen in 2025 gesloten moeten zijn – bijna de helft van alle elektriciteit in België. De vraag is: waar komt de elektriciteit dán vandaan?

In de afgelopen decennia is het antwoord op die vraag meestal geweest: steenkoolcentrales. Daarmee heeft de anti-kernlobby een grote bijdrage geleverd aan de verlenging van het fossiele tijdperk, resulterend in een sterke toename van CO2-uitstoot en klimaatverandering. De paar honderd kerncentrales in de wereld zorgen voor iets meer dan 10 procent van alle elektriciteit. Daarmee voorkomen ze bij elkaar zeker 2 miljard ton CO2-emissies per jaar. Die immense besparing had nog veel meer kunnen zijn als activisten hun dwaling tijdig hadden ingezien en hun angstzaaiende campagnes hadden gestaakt om bestaande centrales te sluiten en de bouw van nieuwe tegen te houden.

In België is het evenwel onwaarschijnlijk dat steenkool die rol zal overnemen. Vorig jaar werd de laatste steenkool verstookt in de centrale van Langerlo. België ontpopte zich als een Europese koploper om het zwarte goedje af te zweren. Om het verlies uit kerncentrales op te vangen, zal mogelijk stroom moeten worden geïmporteerd. Hoogspanningsnetbeheerder Elia maakte afgelopen week bekend dat aardgascentrales een steviger rol zullen krijgen wanneer de kerncentrales sluiten. Een terugkeer naar fossiele brandstoffen, dus, toch. Voor de strijd tegen klimaatverandering is dat geen goed nieuws.

Voor onze gezondheid is het evenmin goed nieuws. Volgens een studie van onder meer klimatoloog James Hansen zou de voorkeur van kernenergie boven fossiele brandstoffen tussen 1971 en 2009 tot wel 1,8 miljoen mensen het leven hebben gered vanwege de betere luchtkwaliteit. Intussen bevestigen alle gerenommeerde instanties – van het IPCC (het klimaatpanel van de Verenigde Naties) en het Internationaal Energie Agentschap tot de Wereldgezondheidsorganisatie – dat kerncentrales veel veiliger zijn dan fossiele centrales. Waarom zou je dan tientallen kilometers hand in hand gaan staan om die te willen sluiten?

Zon en wind

Ja, de productie uit zon en wind – nu verantwoordelijk voor zo’n 10 procent van alle stroom in België – kan verder worden opgeschroefd. Dat is uiteraard een goede stap naar CO2-vrije energie. Nu schijnt de zon niet altijd en de wind waait niet altijd. De opslagcapaciteit van de beste batterijen schiet helaas nog tekort. Daarom is er een vangnet nodig van een centrale die constant stroom kan leveren. En bij een naderend einde van de kerncentrales komen we zo toch weer uit bij de fossiele industrie met haar CO2-uitstoot.

De werkelijkheid die maar moeilijk te accepteren valt, is dat energie uit zon en wind nog altijd in de kinderschoenen staat en onvoldoende is ontwikkeld om een samenleving op te laten draaien. Kernenergie hoort daarom onderdeel van de energiemix te zijn, op weg naar een lagere CO2-uitstoot.

De kerncentrales in Tihange en Doel functioneren goed. Ze leveren betrouwbare elektriciteit en dragen niet bij aan de klimaatverandering. Met een levensduur van zestig tot tachtig jaar zouden ze vroegtijdig worden gesloten. De oproep om ze te sluiten is dan ook onverstandig.

 

Opiniestuk van Marco Visscher, co-auteur van Ecomodernisme: Het nieuwe denken over groen en groei.

De eerste reacties op Ecomodernisme

Ons boek maakt veel reacties los. Ecomodernisme: Het nieuwe denken over groen en groei heeft rondom de lancering kunnen rekenen op veel media-aandacht. Er waren voorpublicaties (waaronder in Trouw, Vrij Nederland en Knack), radio-interviews (Vroege Vogels, BNR, Quote Radio) en vooral ook besprekingen: in papieren uitgaven als Elsevier, De Groene Amsterdammer, New Scientist en De Ingenieur, en op blogs als hetkanWel, Liberales  en  Ravage. Nog voor de boekpresentatie in Pakhuis de Zwijger meldde de uitgever een tweede druk klaar te maken.

Daar zijn we dankbaar voor. Wij zien de interesse als een bevestiging van een groeiende behoefte aan een scherper debat over de weg naar een schoon milieu, stabiel klimaat, grotere biodiversiteit en minder armoede. Wij zien het ook als een teken dat het ecomodernisme een relevante stroming is, die een verrassende kijk meebrengt die serieus moet worden genomen.

De diversiteit onder de zeven auteurs – in alles van achtergrond, stijl en politieke voorkeur – bleef bij de meeste lezers niet onopgemerkt. Voor de een was het aanleiding te wijzen op onderlinge verdeeldheid en een gebrek aan samenhang; voor de ander was het bemoedigend en een verademing om te zien hoe zo’n uiteenlopend gezelschap elkaar heeft gevonden en overeenstemming weet te bereiken.

Bij de boekpresentatie, tijdens het overhandigen van de eerste exemplaren, zeiden we: “Meningen moet je stevig verwoorden, maar losjes aanhangen.” Die gedachte, overgenomen van ecomodernist Stewart Brand, was niet alleen een evidente oproep aan de traditionele milieubeweging om achterhaalde, irrationele stellingen te herzien. We zien in dat motto ook uitdrukkelijk een opdracht aan onszelf.

Of je nu een “traditionele milieuactivist” bent of een ecomodernist: bewijs moet je voortdurend wegen, technische ontwikkelingen moet je blijven volgen, argumenten blijven beoordelen, prioriteiten blijven stellen. Soms maak je fouten. Conclusies die je trekt, kunnen botsen met eerdere conclusies. Je mening kan botsen op meningen die je eerder nog zo stellig had verwoord. Dat geeft niet, vinden wij. Fouten kun je corrigeren, nieuw onderzoek kan leiden tot nieuwe conclusies. Wie meningen losjes aanhangt, kan er ook gemakkelijk vanaf stappen.

Vanuit de vele reacties zijn er twee zaken waarop we graag willen reageren. Ze haken beide aan bij onze hoofdstukken over energie. In recensies kreeg dat thema veruit de meeste aandacht. Een aantal kritische reacties overtuigden ons er van dat we op dit terrein nu al wat zaken willen verduidelijken en bijstellen.

Over de opslag van duurzame energie

Het hoofdstuk waarin we de energie uit zon en wind bespreken, zou teveel zijn gekleurd. We zouden deze energievormen louter omschrijven als inefficiënt, kostbaar, materiaalverspillend en ruimteverkwistend. Vervolgens zouden we te weinig erkennen dat door zon en wind de uitstoot van CO2 flink gereduceerd kan worden. Bovendien zouden we de spectaculaire prijsdalingen hebben genegeerd waarmee we onze lezers een te hoog kostenplaatje voorschotelden. En we zouden de vooruitgang in de opslagcapaciteit van de batterijen hebben genegeerd.

Om met dat laatste beginnen. We besteden inderdaad vrij weinig aandacht aan de vorderingen die worden gemaakt in de opslag van door zon en wind opgewekte elektriciteit. De reden daarvoor is dat deze vorderingen veelal beperkt blijven tot dromen en beloftes. De pleitbezorgers van energieopslag hebben hetzelfde probleem als de pleitbezorgers van kernfusie: het gaat over technologieën die volgens ons huidige technische kunnen nog niet bestaan. Zowel naar energieopslag als naar kernfusie loopt interessant en beloftevol onderzoek, maar de resultaten kunnen we op dit moment niet echt kennen. We vinden het daarom beter om het energiethema zoveel mogelijk te bekijken vanuit de huidige stand van zaken en vanuit bestaande technologieën.

Dat alles neemt overigens niet weg dat we ook in ons boek benadrukken dat zon en wind een belangrijk onderdeel zullen zijn van de mix aan bronnen die de komende decennia energie zullen leveren. Bovendien bepleiten we “substantiële investeringen” in de doorontwikkeling van zonne- en windenergie, inclusief de opslag van deze energie. Elke doorbraak die op dit terrein wordt bereikt, juichen we toe.

Uiteindelijk stellen wij ons een ontkolingsscenario voor voor bijvoorbeeld elektriciteit, zoals energie-expert Jesse Jenkins in maart van dit jaar berekende in een rapport van het Energy Innovation Reform Project, met daarin ruimte voor minstens 20 procent kernenergie. Ook ziet hij een rol voor CO2-afvang en -opslag. Met een diverse mix is de transitie aanzienlijk goedkoper en makkelijker te bereiken. Deze mix zal er uiteraard niet overal hetzelfde uitzien.

Het blijft hoe dan ook een moeilijke opgave, zo beschrijft Jenkins, een voormalig medewerker van The Breakthrough Institute, de toonaangevende ecomodernistische denktank. Een belangrijk probleem blijft het feit dat de opslagtechnologie op dít moment nog niet voldoende ontwikkeld is om zon en wind te laten uitgroeien tot de dominante vorm van energie. Niet alleen is de technologie nog niet concurrerend genoeg om het op te nemen tegen energie uit fossiele brandstoffen, ook is het nog niet duidelijk of de productie, installatie en ontmanteling van zonnepanelen, windmolens en opslagsystemen niet meer energie kosten dan ze opleveren.

Over de uitdagingen van kernenergie

Van alle zestien hoofdstukken in het boek is het hoofdstuk “Vrees niet voor kernenergie” veruit het meest besproken. Het is een controversieel standpunt gebleken dat vooraf in de Volkskrant al uitgebreid aandacht kreeg.

In het boek beschrijven we dat er een belangrijke rol voor kerncentrales is weggelegd, omdat ze geen CO2-uitstoot leveren en, in tegenstelling tot energie uit zon en wind, 24/7 leveren. Het is een conclusie waar we volledig achter blijven staan. Dat doen we met steun van het Internationaal Energie Agentschap (IEA), de belangrijkste autoriteit op het terrein van energie. Het IEA  stelt dat de bloei van duurzame energie uit zon en wind, alleen plaats kan vinden, wanneer ook kernenergie een belangrijke rol zal spelen in de “energiemix” van de komende decennia.

De belangrijkste kritiek is dat onze “liefde voor kernenergie”ons zou verblinden voor reële uitdagingen, bijvoorbeeld over veiligheid, kosten en implementatie. Toch beseffen ook wij dat er nog altijd evidente problemen zijn met kernenergie – en die willen we graag nader onderzoeken en, als het kan, explicieter verwoorden in een nieuwe uitgave van het boek.

Een belangrijk struikelblok vormen de kosten. Kernenergie is te duur. Dat wordt bijvoorbeeld onderkend door Michael Shellenberger, de oprichter van de ecomodernistische denktank The Breakthrough Institute die vorig jaar een milieugroep opzette waarmee hij actievoert om kernenergie onderdeel te laten zijn van de milieuagenda. Volgens hem is een belangrijke oorzaak van de hoge kosten het gebrek aan standaardisatie, waardoor er bij de bouw en het onderhoud van elke reactor weer onbekende, dure problemen tevoorschijn komen.

Voor oplossingen kijkt Shellenberger naar Zuid-Korea, dat er wel in slaagt op meerdere vergelijkbare reactoren efficiënt te bouwen. Hij wijst daarnaast naar de buitenproportioneel hoge veiligheidseisen die de bouw van reactoren met zich meebrengen, die in geen verhouding staan tot de daadwerkelijk risico’s. Shellenberger mag dan fervent voorstander zijn van kernenergie, ook hij zegt dat als de nucleaire industrie zich niet weet aan te passen, de sector zal imploderen.

Daarnaast blijft het belangrijk om het verschil te onderkennen tussen het bouwen van nieuwe reactoren, en het in stand houden van de huidige vloot. Het uitschakelen van goedwerkende reactoren, zoals in Duitsland in het kader van de Energiewende gebeurde, is onverstandig: Duitsland heeft hierdoor een hogere CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking dan Frankrijk, dat zijn kernreactoren wél laat draaien. Een recent artikel van de Carnegie Mellon University in Pittsburg laat zien dat het draaiende houden van de reactoren ook in de Verenigde Staten een kosteneffectieve manier is om de uitstoot van broeikasgassen te beperken.

Tot slot…  

Op deze website willen we graag geregeld melding maken van nieuwe ontwikkelingen en studies, en ook van kritiek op onze ideeën. We blijven graag in gesprek!

Trump trekt zich terug uit verdrag Parijs: dat is geen ramp

(NB: Een ingekorte versie van onderstaand artikel verscheen op de website van de Volkskrant.)

Internationale verontwaardiging alom bij het besluit van Donald Trump om de Verenigde Staten terug te trekken uit het klimaatakkoord van Parijs. Europese leiders spraken van “een grote vergissing” en “een grove fout”. De EU-commissaris van Klimaat noemde het “een trieste, trieste dag voor de wereld”. Staatssecretaris Sharon Dijksma had het over een “historische vergissing”. De Verenigde Naties vonden het een “enorme teleurstelling”.

Toch was het besluit geen verrassing. In zijn campagne had Trump al beloofd zijn land terug te trekken uit deze afspraken. Hij is democratisch gekozen tot president op een belofte dat hij de Amerikaanse belangen voorop zou stellen. In zijn toespraak ter onderbouwing van zijn beslissing, stelde Trump dat hij de kosten te hoog vindt voor baten die te weinig voorstellen. Of we Trump nu mogen of niet: hij staat volkomen in zijn recht om zijn plannen uit te voeren. Is het een ramp?

Dat hoeft het zeker niet te zijn. Internationale klimaatverdragen hebben namelijk relatief weinig invloed op de mondiale CO2-uitstoot. Sterker nog, het zou wel eens goed nieuws kunnen zijn voor zowel het klimaat als de economie. Er zijn namelijk andere, betere, meer haalbare manieren om het klimaat te stabiliseren.

Wat is er afgesproken?

Het verdrag van Parijs kwam in 2015 tot stand na moeizame onderhandelingen. Sommigen noemden het “ambitieus” en een “historische overwinning”, maar de meesten waren kritischer en gereserveerd. Het was  in elk geval íets, was de heersende gedachte bij milieugroeperingen.  Juist vanwege die lauwe reacties van destijds wekt het verbazing om nu te moeten horen hoe ontwrichtend het zou zijn nu een speler zich terugtrekt.

Een ultieme oplossing om de mondiale opwarming beneden de twee graden te houden, is het niet. Het akkoord staat bol van beloften, waar geen land zich aan hoeft te houden. Onderdelen uit het akkoord van Parijs zijn weliswaar “juridisch bindend”, maar er volgen geen sancties wanneer landen zich er niet aan houden.

Zelfs wanneer álle landen, inclusief de Verenigde Staten, hun beloften nakomen om tot 2030 de CO2-uitstoot terug te dringen volgens de in Parijs gemaakte afspraken, zo berekende de Deense statisticus Bjorn Lomborg in een peer-reviewed rapport, zou de uitstoot slechts worden teruggebracht tot een honderdste van wat nodig is om de mondiale temperatuurstijging onder de twee graden te houden.

Wetenschappers van het Massachusetts Institute of Technology kwamen tot een vergelijkbare conclusie. Wanneer alle beloften tot het jaar 2100 zouden worden waargemaakt, stelden zij, zou de atmosferische concentratie van CO2 in dat jaar 710 deeltjes per miljoen zijn, in plaats van 750 als er géén verdrag was. Dit vertaalt zich naar een verschil in temperatuurtoename van 0,2 graden Celsius.

Wat dat betreft, is de beslissing van Trump net zo goed symboolpolitiek als het verdrag van Parijs: het heeft weinig effect op het klimaat, maar maakt vooral een politiek statement.

Waarom hebben verdragen weinig succes?

Internationale afspraken hebben vermoedelijk maar weinig effect op de uitstoot van CO2. Het is onmogelijk te zeggen waar we vandaag zouden staan als er in de afgelopen jaren geen klimaatafspraken waren gemaakt. Maar factoren die een veel belangrijkere rol lijken te spelen, zijn macro-economische ontwikkelingen, technologische veranderingen en investeringen in innovaties. Dat blijkt uit een analyse van de ecomodernistische denktank The Breakthrough Institute.

Zo heeft de ontdekking en het gebruik van schaliegas veel meer gedaan om de veel vuilere kolencentrales buiten gebruik te stellen dan welk verdrag dan ook. Sterker, dankzij het door velen in de milieubeweging zo verfoeide schaliegas is de CO2-uitstoot in de Verenigde Staten sterker afgenomen dan die in Europa.

Het gebrekkige succes van internationale afspraken heeft er deels mee te maken dat landen zich slechts lijken te willen committeren aan doelstellingen die haalbaar zijn wanneer trends zich voortzetten. Daar spreekt evenwel weinig ambitie uit. Ter illustratie: de emissiefactor in landen die meededen aan het Kyotoprotocol uit 1997 viel sneller terug in de tien jaar vóór het verdrag werd getekend dan in de tien jaar daarna. Dat heeft er mogelijk mee te maken dat de aandacht te veel gaat naar het volgen van het protocol in plaats van technische innovaties, die een werkelijke doorbraak betekenen.

Internationale afspraken, zoals die in Parijs zijn gemaakt, blijken vooral een vorm van symboolpolitiek. Politici willen er een statement mee maken, terwijl ze tegemoet komen aan de wensen van milieuactivisten voor reguleringen. Een pragmatische aanpak van de problemen van klimaatverandering komt daardoor helaas op de achtergrond.

Toch is zo’n pragmatische aanpak wat we nodig hebben. Om de afspraken in Parijs uit te voeren, moet veel worden ingezet op energie uit zon en wind. Maar zonnepanelen en windmolens zijn voorlopig helaas nog weinig efficiënt en goede opslagcapaciteit ontbreekt. Er zit wel enige vooruitgang in, maar die verloopt traag. De keuze om een inferieure technologie zwaar te subsidiëren is een verkeerde. Verstandiger is het om zwaar te investeren in innovaties voor (veel) betere opslagcapaciteit of in andere vormen van CO2-vrije energie, zoals nieuwe kerncentrales.

Gevolgen voor de economie

Trump werd beschimpt om zijn opmerking dat het klimaatverdrag van Parijs schadelijk is voor de economie. Mark Rutte wees erop dat er juist “wereldwijd economische kansen” zijn. Maar uitvoering van het verdrag kost vooral geld en volgens alle studies vertraagt het de economische groei. Dat geldt niet alleen voor de Verenigde Staten, zoals Trump stelde op basis van een document uit 2015 van het Witte Huis. Daarin werd gesteld dat Obama’s vergaande plannen zou leiden tot een afnemende economische groei van jaarlijks meer dan 150 miljard dollar.

Andere landen lopen echter ook economische schade op. We zien dat terug in alles van stijgende energieprijzen tot tragere groei. Het mondiale kostenplaatje zou tot aan 2030 mogelijk 1 tot 2 biljard (ja, twaalf nullen) dollar bedragen, per jaar, op een wereldeconomie die zo’n 80 biljard dollar beslaat.

Vooral arme landen zullen dat merken. Sommigen wijzen erop dat in Parijs juist is afgesproken dat er “klimaathulp” wordt geboden aan arme landen, tot een bedrag van 100 miljard dollar per jaar. Maar de landen die dat geld zouden moeten opbrengen hebben nog niet een tiende geschonken van wat ze hadden moeten schenken.

Is Trump een zegen?

Dat betekent niet onomstotelijk dat Trump een zegen zal zijn voor het klimaat en het milieu. Er zijn genoeg redenen om daarover zeer sceptisch te zijn. Toch stemt het hoopvol dat hij in zijn verklaring nergens klimaatverandering een hoax heeft genoemd, of twijfels uitte over de klimaatwetenschap, zoals hij in eerdere instanties omstandig heeft gedaan. Sterker, Trump gaf aan dat hij met zijn land op milieugebebied de wereldleider wil blijven. Hoe is nog onduidelijk.

Het voorspelt in elk geval niet veel goeds dat hij haast lijkt te maken om de steenkoolindustrie een kontje te geven. Als Trump zich werkelijk pragmatisch opstelt en economische groei najaagt, zal hij juist verder ruimte maken voor het gebruik van schaliegas, maar ook voor technische doorbraken op het gebied van schonere energie, terwijl de rest van de wereld blijft hangen in niet-bindende afspraken, waaruit weinig ambitie spreekt om de klimaatverandering werkelijk tegen te gaan.

In dat opzicht is de beslissing van Trump een geschikt moment om ons af te vragen of het na 25 jaar niet tijd wordt om de klimaatverandering op een heel andere manier tegen te gaan dan via papieren tijgers. Als het doel verschuift van het terugdringen vanCO2-uitstoot via bestaande benaderingen naar investering in innovaties op energiegebied is er meer kans om succes te behalen.

 

Opiniestuk van Marco Visscher, co-auteur van Ecomodernisme: Het nieuwe denken over groen en groei.

Documentaire Well Fed onderzoekt impact van verzet tegen gentech

Er is in Europa veel weerstand tegen genetische modificatie, de techniek waarbij genen worden overgezet van de ene in de andere plant. Dat komt onder andere doordat de techniek slecht zou zijn voor de gezondheid van mens en milieu. En dan is er nog Monsanto, een belangrijke producent van gentechzaden waartegen jaarlijks vele tienduizenden mensen protesteren in de March Against Monsanto.   Onder druk van Westerse milieuorganisaties hebben veel overheden, ook in Afrika en Azië, gentech verboden.

Intussen  is er onder wetenschappers een brede consensus dat genetisch gemodificeerde gewassen geen groter risico vormen voor de gezondheid en het milieu dan gewassen die zijn ontwikkeld met klassieke veredelingstechnieken. Ook laten analyses zien dat gentech uitermate geschikt is om de landbouw te verduurzamen.  Onlangs vroegen 107 Nobelprijswinnaar in een brief aan Greenpeace de campagnes tegen gentech te stopppen.

Welk effect heeft ons verzet tegen gentech op de mensen in ontwikkelingslanden? Dat is wat de documentaire Well Fed onderzoekt.  In de documentaire gaan moleculaire bioloog Hidde Boersma, co-auteur van Ecomodernisme: Het nieuwe denken over groen en groei, en filmmaker Karsten de Vreugd op bezoek bij boeren in Bangladesh. Daar wordt sinds kort geëxperimenteerd met genetisch gemodificeerde aubergines. Deze zijn zo aangepast dat ze resistent zijn tegen de schade van een vraatzuchtige rups. Hoe verandert de gentechaubergine daar het leven?

Boersma en De Vreugd concluderen dat het tijd is om genuanceerder te denken over  genetisch gemodificeerde gewassen. Ze vinden het tijd om te erkennen dat met het verbod op gentech boeren een product wordt onthouden, waarmee ze aanzienlijk minder landbouwchemicaliën hoeven te gebruiken en waarmee ze hogere opbrengsten en hogere inkomsten kunnen halen.

Woensdagavond werd Well Fed uitgezonden op NPO3. (Hier, op de website van NPO, nog beschikbaar tot 10 juni.) De VARA-gids bracht een interview met de makers. Debatcentrum De Balie had vooraf een voorvertoning met een discussie over de rol van genetische modificatie, dat hier is terug te zien.