Het advies voor een structurele aanpak van de stikstofproblematiek in Nederland is niet volledig, maar kent een aantal uitstekende suggesties, vindt Joost van Kasteren. Zo is er erkenning voor het inzicht dat je het best kunt boeren op de beste gronden: op die manier krijg je de hoogste opbrengsten met de minste effecten op milieu en natuur. Ook kan zo ruimte ontstaan voor een uitbreiding van natuurgebieden.
Standsorganisaties mopperen over het niet ter discussie stellen van de natuurdoelen en over de eventuele onvrijwillige uitplaatsing van bedrijven. En op Twitter klinkt geweeklaag over de eis dat de emissie van ammoniak nog eens met de helft omlaag moet, terwijl “we al zoveel gedaan hebben”. Je kunt echter ook iets minder vooringenomen kijken naar het adviesrapport “Niet alles kan overal“ van de commissie Remkes. Dan zie je dat de commissie een nieuw perspectief schetst voor de landbouwsector met een herwaardering voor het vakmanschap van de boer.
Wat Remkes in feite heeft geproduceerd, is een Green Deal voor Nederland
De verdienste van het advies van oud-minister Johan Remkes is dat het niet blijft steken in rommelen in de marge, zoals het kort voor het advies verschenen stikstofplan van het ministerie van LNV. Natuurlijk, het zal best wel helpen om het eiwitgehalte in veevoer te verlagen en ook een vrijwillige en warme sanering van bedrijven kan een bijdrage leveren. Willen we de stikstofuitstoot echter substantieel verlagen – en niet met bescheiden 26 procent – dan is een transitie nodig, vergelijkbaar met de transitie, die kort na de oorlog werd ingezet door de toenmalige minister Sicco Mansholt.
Of, nog eerder, vergelijkbaar met de transitie die werd ingeluid door de Staatscommissie voor den Landbouw van 1876. Die zorgde ervoor dat Nederland, anders dan de buurlanden, niet koos voor protectie, maar voor innovatie als reactie op de aanvoer van goedkoop graan uit Noord-Amerika, via het fameuze OVO-drieluik, onderwijs-voorlichting-onderzoek.
Boeren op beste gronden
Een belangrijk onderdeel – in mijn ogen de kern van het advies – is het uitgangspunt dat je moet boeren op de beste gronden. Dat levert de hoogste opbrengsten op met de minste effecten op milieu en natuur. De commissie heeft het in dit verband over de Agrarische Kaart van Nederland (AKN), maar in feite gaat het om de Agrarische Hoofdstructuur, die bijna dertig jaar geleden werd bedacht door commissielid Rudy Rabbinge, indertijd als lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid verantwoordelijk voor het rapport “Grond voor Keuzen”.
Naast de rode gebieden met hoogproductieve landbouw op basis van moderne productie-ecologische inzichten en precisietechnieken, onderscheidt de commissie groene gebieden waar de functie “natuur” centraal staat. Daarbij gaat het niet alleen om Natura 2000 gebieden, maar om het Natuur Netwerk Nederland, waartoe ook andere natuurgebieden plus verbindingszones gerekend worden. De goede verstaander zal hierin de voormalige Ecologische Hoofdstructuur in herkennen, waarvan de ontwikkeling bruut werd afgebroken door voormalig staatssecretaris Henk Bleker.
Volksverhuizing
Het derde gebied wordt door de commissie omschreven als een overgangszone, waar extensieve landbouw wordt gecombineerd met andere functie, zoals behoud en herstel van cultuurlandschappen inclusief de bijbehorende biodiversiteit, recreatie, zorg en wonen. Niet heel verrassend worden deze gebieden aangeduid als oranje. De kleurstelling voor de verschillende gebieden werd een paar maanden geleden ook al gebruikt door voormalig milieuminister Pieter Winsemius in een opiniërend artikel in Trouw.
Van verschillende kanten, onder andere door emeritus hoogleraar en Boerderij-columnist Dirk Strijker, is betoogd dat zo’n herindeling van het landbouwareaal in rode, intensieve gebieden en oranje, extensieve gebieden leidt tot een enorm, sociaal onaanvaardbare volksverhuizing. Volgens de commissie Remkes valt dat wel mee. Uit een recente rekenexercitie voor de melkveehouderij blijkt dat de helft van het huidige areaal geschikt is als hoogproductief, rood gebied en de andere helft zich leent voor meer extensieve benutting.
Ook zouden de gevolgen van de herschikking meevallen. Wel zou het helpen als er ruilgrond beschikbaar zou zijn, zodat boeren door te verhuizen hun voorkeur kunnen volgen.
Mineralenbalans
Het tweede belangrijke onderdeel is, wat ik maar even de herintroductie van MINAS zal noemen, in termen van de commissie de Afrekenbare StoffenBalans, ofwel ASB. MINAS, het MINeralen Aangifte Systeem heeft tussen 1995 en 2006 een belangrijke rol gespeeld bij het verminderen van de uitstoot van stikstof, fosfaat en andere nutriënten. Een tamelijk rechttoe-rechtaan systeem, waarbij de boer noteerde wat er aan mineralen binnenkwam in de vorm van kunstmest, dierlijke mest, compost en veevoer en wat er uit ging in de vorm van producten, plantenresten en wederom dierlijke mest. Op die manier werden per bedrijf de daadwerkelijke overschotten aan mineralen uitgerekend en op basis daarvan een heffing vastgesteld.
Het oorspronkelijke MINAS geldt onder kenners nog steeds als een van de beste manieren om de mestoverschotten aan te pakken. Voor de invoering ervan werd het systeem echter al gemutileerd doordat allerlei waarden forfaitair werden vastgesteld. Daardoor werd het systeem fraudegevoelig en in 2006 door het Europese Hof afgeschoten als instrument voor het mestbeleid. Opvallend is dat het overgrote deel van de 70 procent ammoniakreductie die de veehouderij tussen 1990 en 2012 wist te realiseren, plaatsvond in de MINAS-periode.
Met de nieuwe Afrekenbare StoffenBalans is de gevoeligheid voor fraude aanzienlijk kleiner, denkt de commissie. Een belangrijke reden voor dat optimisme is de enorme technologische vooruitgang die de afgelopen twintig jaar heeft plaatsgevonden. Sensoren voor het meten van nitraat en ammoniak zijn niet alleen gevoeliger, maar ook veel goedkoper geworden, zodat je per perceel kunt meten. Blockchain helpt om fraude met hoeveelheden mest en met de concentraties aan stikstof en fosfor te voorkomen en computermodellen worden steeds beter in het voorspellen van emissies op basis bedrijfstype.
Doelvoorschriften
Het grote voordeel van een grotendeels op metingen gebaseerde mineralenboekhouding is dat de ondernemer zelf kan bepalen hoe hij of zij zijn doelen gaat halen. Alle varkensrechten, dierrechten, fosfaatrechten, etcetera worden afgeschaft na bewezen effectiviteit van de Afrekenbare StoffenBalans en zoveel mogelijk middelenvoorschriften worden vervangen door meetbare doelvoorschriften.
Die doelen zijn overigens niet voor iedereen gelijk, maar verschillen per bedrijf en per perceel, afhankelijk onder meer van de afstand tot gevoelige natuurgebieden. Zoals gezegd gaat het grosso modo om het halveren van zowel de ammoniakemissie als de emissie van stikstofoxiden, maar in de ene regio zal het meer zijn en in de andere minder dan 50 procent. De centrale overheid voert hierbij de regie, maar de uitvoering berust bij de provincies. Ze worden bijgestaan door de nieuw op te richten Landinrichtingsdienst die zowel op landelijk als op regionaal niveau helpt om de ruimtelijke ambities te realiseren. Het kan verkeren: vijf jaar geleden werd de vorige landinrichtingsdienst, de Dienst Landelijk Gebied, opgeheven.
Binnen die regionale randvoorwaarden kan de boer zelf sturen op bijvoorbeeld voersamenstelling en gebruik van dierlijke mest, compost en kunstmest. Een uitzondering op dat laatste is drijfmest. Daar wil de commissie gewoon vanaf. Om de uitstoot van ammoniak voldoende ver omlaag te krijgen, moeten urine en feces aan de bron worden gescheiden. Urine kan worden omgezet in een mineralenconcentraat dat je – na toestemming van de EU – als kunstmestvervanger kunt inzetten. De vaste mest wordt al dan niet in combinatie met plantenresten, opgewaardeerd tot bodemverbeteraar en basismeststof. Ook komt er een heffing op kunstmest, om te stimuleren dat die in de juiste samenstelling, op het juiste moment en in de juiste dosis opgebracht met de juiste (precisie)techniek (de 4 J’s).
Green Deal
Wat Remkes in feite heeft geproduceerd, is een Green Deal voor Nederland, die verder gaat dan vage containerbegrippen als kringlooplandbouw en ook nog eens een stuk beter is doordacht dan de Farm to Fork-strategie van eurocommissaris Frans Timmermans. Weliswaar moeten de financiële randvoorwaarden nog verder worden uitgewerkt. Zo mis ik bijvoorbeeld de noodzaak voor een grondpolitiek die de uitruil tussen rode, groene en oranje gebieden mogelijk moet maken. Ook is niet duidelijk hoe boeren worden gecompenseerd voor de kosten van eerdere middelvoorschriften zoals de aanschaf van een mestinjecteur en de aanleg van dichte mestkelders.
Al met al echter schetst de commissie Remkes, met stikstof als kapstok, een perspectief voor de sector dat reikt tot ver voorbij 2040 en een uitdaging is voor het vakmanschap van de boer.
Joost van Kasteren is hoofdredacteur van Vork, een opiniërend platform over de voedselketen, en co-auteur van Ecomodernisme. Dit artikel verscheen eerder op de website van Vork.
Afbeelding Beeld Sem van der Wal | ANP